Belangrijkste beleidsmatige ontwikkelingen

Regio Midden Holland

Op 6 februari is het rapport ‘Bestuurlijk Regionaal Ecosysteem Midden-Holland’ verschenen. Dit onderzoek van Berenschot en de Rijksuniversiteit Groningen naar het Bestuurlijk Regionaal Ecosysteem (BRE) van Regio Midden-Holland richt zich op factoren die bijdragen aan het realiseren van publieke waarde in de regio.

Enkele belangrijke uitkomsten zijn dat:

  • de regio er op het gebied van de brede welvaart goed voor staat, ook in vergelijking met andere regio's.

  • de netwerksamenwerking de afgelopen jaren positieve resultaten heeft behaald in de vorm van beleidsplannen en visies (creatie van indirecte publieke waarde). Dit heeft tot vertrouwen in de regio geleid en tot een samenwerking waarvoor de randvoorwaarden op orde zijn.

  • door meer in te zetten op coördinatie, de uitvoering van regionale plannen, het monitoren van uitkomsten en het bijsturen van deze richting het mogelijk is om nu door te pakken en tot meer directe publieke waarde realisatie te komen.

  • de samenwerking op basis van het voorgaande op een kantelpunt staat.

Het advies dat voortvloeit uit het rapport is om enerzijds te investeren in het richten van de samenwerking en anderzijds om ook te investeren in het inrichten van de samenwerking.

Het Dagelijks Bestuur herkent zich in de uitkomsten van het rapport en is met beide aanbevelingen aan de slag gegaan. De raden zijn gevraagd om een zienswijze op het BRE-rapport te geven, op basis waarvan het Dagelijks Bestuur in het najaar een voorstel zal doen om de capaciteit en de slagkracht van de regio Midden-Holland te verstevigen.

ODMH

Duurzaamheid

Het thema duurzaamheid staat prominent op de agenda bij gemeenten en provincie als gevolg van het VN-Klimaatakkoord van Parijs en de daaruit volgende Klimaatwet en nieuwe EU-afspraken, gericht op het tegengaan van gevaarlijke klimaatverandering. Specifiek voor Gouda geldt daarbij het doel om in 2040 klimaatneutraal te zijn als stad. De ODMH adviseert en ondersteunt gemeenten bij energietransitie, wettelijke taken energiebesparing bij bedrijven, circulaire economie, duurzame mobiliteit en verduurzaming van de gebouwde omgeving.

Omgevingswet

De inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 betekent dat er veel verandert. De ODMH levert inbreng bij het opstellen van het gemeentelijke omgevingsplan en de provinciale omgevingsverordening. In de overgangsfase blijft het bestaande beleid en beheer ook deels van toepassing.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden gemeenten bevoegd gezag over de bodem. Verschillende taken worden van de provincie overgedragen naar gemeenten. Dat heeft financiële en juridische gevolgen. De afgelopen jaren is invulling gegeven aan de overdracht van bodemtaken om deze vanaf 1 januari 2024 uit te voeren. Zorgpunt is (het gebrek aan voldoende) overdracht van middelen naar gemeenten voor deze taken.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, treedt - naar verwachting - ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) in werking. Deze wet verplaatst de toetsing aan de bouwtechnische eisen van een bouwwerk van de gemeente naar een onafhankelijke marktpartij, de zogenoemde kwaliteitsborger. Dit geldt niet direct voor alle bouwwerken, maar gaat in fases. Onduidelijk is nog wat de wet betekent voor de uitvoering van de handhavende rol van gemeenten bij bouwwerken die qua bouwtechnische toets en bouwtoezicht is overgedragen aan marktpartijen.

Of de Wkb op 1 januari 2024 daadwerkelijk in werking treedt is nog niet geheel zeker. De Eerste Kamer heeft op 11 juli 2023 een motie aangenomen waarin zij de minister vraagt om de invoering van de Wkb uit te stellen. In de motie vraagt een aantal Eerste Kamerleden de minister eerst een aantal knelpunten op te lossen voordat de wet ingevoerd kan worden.

Groenalliantie Midden-Holland en omstreken

Groenalliantie behartigt de bovengemeentelijke belangen van het beheer en de ontwikkeling van natuur- en recreatiegebieden voor de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Krimpen aan den IJssel en Waddinxveen. Het primaire belang van Groenalliantie is de bescherming van de belangen van natuur, recreatie en landschap in de natuur- en recreatiegebieden conform de doelstelling in de Gemeenschappelijke regeling. De natuur- en recreatiegebieden van Groenalliantie maken onderdeel uit van een groter groen recreatief netwerk en zijn van groot recreatief belang voor Gouda en haar directe omgeving. In alle gebieden van Groenalliantie Midden-Holland worden verbeteringen en aanvullingen in de recreatieve voorzieningen uitgevoerd. De uitvoeringstaken van de Groenalliantie worden tussen 2019 en 2026 uitgevoerd door samenwerkingspartner Staatsbosbeheer. Dit maakt onderdeel uit van de op 12 december 2018 afgesloten samenwerkingsovereenkomst.

Ontwikkelplan Groenalliantie 2030 & Uitvoeringsagenda

Eind 2021 is het Ontwikkelplan Groenalliantie 2030 vastgesteld. Groenalliantie zet met het Ontwikkelplan Groenalliantie 2030 de koers uit voor de komende 10 jaar als vervolg op de omvangrijke en succesvolle Kwaliteitsimpuls Groenalliantie. Het Ontwikkelplan (2021) geeft de richting en kaders aan voor het strategisch en tactisch handelen van het bestuur ten aanzien van investeringen, meerjarig beheer, omgang met maatschappelijke vraagstukken en samenwerking met andere partijen (waaronder de horizontale samenwerking met Staatsbosbeheer). Het Ontwikkelplan Groenalliantie 2030 gaat vergezeld van een meerjarige investeringsagenda. De agenda bevat onderzoeken, verkenningen en uitvoerings-/inrichtingsprojecten die invulling geven aan de opgave om de gebieden op het gebied van natuur en recreatie verder te versterken. Groenalliantie geeft hiermee invulling aan de gebiedsopgaven en ontwikkelingsperspectieven. De investeringsagenda kent een looptijd van vijf jaar (2022-2026), maar heeft een dynamisch karakter. Voor de uitvoering van de projecten in de investeringsagenda tot en met 2025 is de aanpak beschreven in het in 2022 vastgestelde programma ‘Groen voor Iedereen’.

Duurzame en klimaatadaptieve gebieden

Naast gebiedsgerichte investeringen wil de Groenalliantie in 2024 positief bijdragen aan bredere opgaven als waterkwaliteit, gezondheid, biodiversiteit, de energietransitie en klimaatadaptatie. Zo kunnen de natuur- en recreatiegebieden een bijdrage leveren aan de infiltratie van regenwater en het verhogen van de biodiversiteit. Daarvoor wordt een duurzame balans gezocht tussen natuur en recreatie waarbij het uitgangspunt is dat de natuurwaarden, waterkwaliteit en biodiversiteit toenemen in de komende jaren. In het Ontwikkelplan Groenalliantie 2030 is veel aandacht voor de natuurwaarden, waterkwaliteit en de biodiversiteit. Ook wordt er gezocht naar de mogelijkheden om op kleine schaal meer duurzame energie op te wekken. De opgaven zoals benoemd in het Ontwikkelplan worden opgepakt en samen met gebiedspartners en maatschappelijke partijen uitgewerkt. Door groeiende druk op de gebieden, zeker rond de entreegebieden en in de zomerse maanden, wil Groenalliantie verkennen of uitbreiding van de bestaande gebieden kansrijk is. En daarmee bijdragen aan meer groene natuur- en recreatieruimte.

Uittreden Provincie Zuid-Holland

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland (PZH) heeft besloten om per 1 januari 2018 uit diverse recreatieschappen te treden, waaronder Groenalliantie. Volgens de afgesloten uittredingsovereenkomst heeft de provincie voor de jaren 2018-2021 haar bijdrage op het niveau van 2017 gehandhaafd inclusief de toezegging daarna een financiële medeverantwoordelijkheid te houden en daartoe financiële middelen beschikbaar te stellen. Bij uittreding heeft de provincie Zuid-Holland met de schappen individuele afspraken gemaakt over onder meer de voortzetting en hoogte van de financiering. Voor Groenalliantie gaat het tot 2025 om een jaarlijkse afname van 10% van de financiering. Deze afname is opgevangen in de begroting.

Vanaf het jaar 2025 kan Groenalliantie gebruik maken van de nieuwe provinciale beheerregeling. Dat betekent dat voor aangrenzende gebieden van 100 hectare of meer, een maximum bijdrage van maximaal 40% aan beheergelden kan worden aangevraagd. Afhankelijk van het aantal inschrijvers, kan dit percentage omlaag gaan. Deze bijdrage dient elk jaar aangevraagd te worden en kan jaarlijks fluctueren. Daarbij zijn de gebieden van Groenalliantie lang niet altijd groter dan 100 hectare. Dit betekent niet alleen een constante onzekerheid binnen de planning- en controlcyclus maar eveneens administratieve en ambtelijke regeldruk. Groenalliantie heeft dan ook verzocht om deze eis los te laten. Momenteel vinden er op ambtelijk en bestuurlijk niveau gesprekken plaats om bij de provincie te benadrukken dat Groenalliantie met de beheerregeling de huidige kwaliteit van de recreatiegebieden onvoldoende kan borgen. Dit wordt nog verder onderzocht.

De Provincie Zuid-Holland heeft een recreatieperspectief 2030 opgesteld. Daarin staat dat het de verantwoordelijkheid is van de investerende eigenaren om aan de voorkant de extra beheerlasten meerjarig te begroten en te financieren (40%/60%). PZH geeft aan vanuit haar systeemverantwoordelijkheid voor het recreatieve netwerk mee te denken hoe deze toekomstige beheerlasten structureel gefinancierd kunnen worden. In het recreatieperspectief wordt echter niet inhoudelijk ingegaan op de vraag hoe PZH financiële borging wil bewerkstelligen. Vanuit de schappen is het standpunt dat een dergelijke ambitie moet worden geborgd met een degelijke financieringsparagraaf.

Het bestuur van Groenalliantie is namens de besturen van de andere schappen in overleg met zowel GS als PS van de provincie om te komen tot een aanpassing van de regeling (de voorbereidingen voor een evaluatie door de provincie zijn reeds gestart) voor de schappen en doet dit in nauwe samenwerking met de uitvoeringspartner van de schappen, Staatsbosbeheer. Op dit moment is er naast de beheerregeling nog niet verder aan te geven of en hoe de financiële bijdrage er precies uit gaat zien. De verwachting is dat daar in 2024 meer duidelijkheid over verschaft kan worden.

Streekarchief Midden-Holland

Het Streekarchief Midden-Holland zal in 2024, in opdracht van de aangesloten gemeenten, verder gaan met de implementatie van het e-depot. Door middel van een aantal pilotprojecten met de deelnemende gemeenten aan de GR zullen diverse datasets in het e-depot worden opgenomen, zoals videotulen en bouwvergunningen. Daarnaast wil het Streekarchief in 2024 de digitale dienstverlening verbeteren, door de website nog gebruiksvriendelijker te maken, de collectie verder te digitaliseren, en in te zetten op de toepassing van nieuwe technieken om de collectie nog beter toegankelijk te maken.

Promen

Met Promen is het ‘Hoofdlijnenbesluit 2018-2025’ afgesloten. Hiermee is een financiële en juridische knip ingevoerd tussen de GR Promen (uitvoering Sociale Werkvoorziening) en de onderliggende BV die de Participatiewet (PW) dienstverlening uitvoert (GR Prowork). Jaarlijks maakt de gemeente Gouda maatwerkafspraken met Prowork.

Voor de WSW, die wordt uitgevoerd door Promen, stijgt de kostprijs per WSW-fte de komende jaren. Daarnaast neemt het aantal WSW’ers af. Om te voorkomen dat de exploitatietekorten toenemen, zullen, daar waar mogelijk, optimalisaties in de formatie staf en leiding en de overige bedrijfskosten worden doorgevoerd. Beide onderdelen (Promen en ProWork) zorgen ervoor dat – buiten onverwachte wijzigingen in wet- en regelgeving - er geen grote begrotingstekorten te verwachten zijn.

Hecht (voorheen RDOG)

www.eengezonderhollandsmidden.nl.

Programma Hecht24. Door de programmatische aanpak binnen Hecht24 zijn veel projectteams in de periode 2020-2023 in staat geweest de beoogde resultaten op te leveren. Dit betekent voor 2024 dat - zoals verwacht - de fase van borging plaats zal vinden. In 2024 staat bovendien het implementeren van de strategie op het gebied van datagedreven werken op de rol. De managers van de Ondersteunende Dienst en van Control en Concernstaf hebben de verantwoordelijkheid van de programmalijntrekkers voor Hecht24 overgenomen. Op deze manier worden de veranderingen optimaal met ontwikkeling in de lijnorganisatie vervlochten. Doel van deze aanpassing is tevens om de effecten van Hecht24 goed te verankeren in de staande organisatie. Deze overheveling van projecten was eerder al gedaan voor aanpassingen op HR, financiën, ICT, huisvesting, kwaliteitssystemen en communicatie. Hecht rapporteert jaarlijks op twee momenten over de voortgang en de resultaten van het programma Hecht24, te weten in de bestuursrapportage en met de jaarstukken.

Control en Concernstaf. Control en concernstaf (CCS) borgt de verantwoordelijkheden van de directie en adviseert en biedt vakspecialistische ondersteuning (onder andere control, inkoop, juridische zaken, privacy, archivering, communicatie) aan de gehele organisatie. Daarnaast is vanuit het programma Hecht24 het eigenaarschap van de verdere vertaalslag van missie en visie en strategische koers hier belegd.

Centraal Ondersteunende Dienst. Voor 2024 ligt de focus op het versterken van de adviserende en regisserende taken naar de overige Resultaat Verantwoordelijke Eenheden (RVE’en) en het optimaal gebruiken en verder uitbreiden van (digitale) faciliteiten voor alle medewerkers. Het vergroten van het adaptieve en innovatieve vermogen binnen heel Hecht staat hierbij centraal. Ook de in 2023 uitgezette koers rond datagedreven werken zal hierbij nadrukkelijk inzet vergen.

Jeugdgezondheidszorg. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) richt zich de komende jaren op passende zorg. Dat wil zeggen: de juiste zorg op de juiste plaats en door de juiste professional. Kwaliteit van zorg gaat voor kwantiteit. Door de ‘Gezamenlijk Inschatten Zorgbehoeften’ (GIZ) methode is Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in staat om adequaat zorg te leveren. Zo stimuleert Hecht de regie over het proces bij ouders en verzorgers. Daarbij wordt gekeken wie de gewenste zorg het best kan bieden, want dat is niet in alle gevallen de JGZ zelf. De JGZ-professional voelt zich wel verantwoordelijk dat benodigde zorg geleverd wordt en organiseert de zorg, maar voert de zorg niet zelf uit als dit niet tot zijn/haar expertise behoort. Met taakverschuiving wordt kritisch gekeken naar de taken van artsen, verpleegkundigen en assistenten. Taken die bijvoorbeeld vroeger werden uitgevoerd door een arts zijn tegenwoordig veel meer op hun plaats bij verpleegkundigen. Hierdoor blijven de functies in beweging en duurzaam uitdagend. Op deze manier verwacht Hecht een interessante werkgever te blijven en een gezond aantrekkingsvermogen op nieuwe professionals te houden.

Gezondheidsbescherming, toezicht en GHOR. Voor Gezondheidsbescherming, Toezicht en GHOR (GTG) is de landelijk inzet op Versterking Infectieziekten Preventie en het beleidsprogramma versterking pandemische paraatheid een belangrijke ontwikkeling. Daarnaast start het traject herijking VISI normering infectieziekte bestrijding. Vanwege wet- en regelgeving dient de dienstverlening op een aantal punten aangepast te worden. Dit betreft diverse taken (o.a. kwaliteitsstandaarden Seksuele Gezondheid, flexibilisering toezicht, invoering omgevingswet, effecten van klimaatverandering). Een nieuwe Aanvullende Seksuele Gezondheid-regeling wordt ontwikkeld.

Gezondheidsbevordering en onderzoek. Datagedreven werken is een breed gedragen wens van zowel de regio als Hecht. De aandacht gaat hierin speciaal uit naar de manier waarop relevante data op het gebied van Publieke Gezondheid en het Sociaal Domein voor gemeenten wordt ontsloten. Daarnaast is gebleken dat er m.b.t. de mentale gezondheid van zowel jongeren als volwassenen een kwetsbaarheid ligt. Daar willen we in samenspraak met de gemeenten in Hollands Midden extra aandacht aan besteden.

Zorg- en Veiligheidshuis (ZVH). De landelijke beleidsontwikkelingen van het toekomstscenario Kind en Gezinsbescherming is mogelijk van invloed op onze werkprocessen en huidige taken. Hecht constateert dat er al lokale en regionale initiatieven worden genomen om op kleine schaal de nodige hervormingen op te starten. Hecht werkt daar zo veel als mogelijk aan mee. In het verlengde daarvan speelt het vraagstuk over het missen van langdurige regie op complexe casuïstiek, onder meer bij huiselijk geweld en kindermishandeling, maar ook bij personen met onbegrepen en onveilig gedrag. Door het ontbreken van deze langdurige regie is het voor de professionals van het ZVH moeilijker om casuïstiek te borgen in een overdracht en daarmee af te sluiten. Indien een vorm van langdurige regie beschikbaar komt in de regio, zal dit van invloed zijn op de uitvoering van de dienstverlening van en de samenwerking met de professionals binnen het ZVH. De decentralisatie van de maatschappelijke zorg kan ook invloed hebben op de werkzaamheden. In ieder geval op een deel van onze doelgroep van kwetsbare personen. De (centrale) opvang in Leiden wordt afgebouwd en gemeenten gaan zelf voorzien in opvangplekken, waar onze professionals nieuwe (werk)afspraken mee zullen moeten maken.

Regionale Ambulancevoorziening (RAV.) De RAV verleent ambulancezorg en verzorgt meldkameractiviteiten in de regio Hollands Midden op basis van de Wet Ambulancezorgvoorzieningen. Het speerpunt binnen de acute zorg is het bieden van goede zorg op het juiste moment door de juiste hulpverlener op de juiste plaats. Zorgcoördinatie en zorgdifferentiatie zijn hier met name op gericht. In 2024 zijn de activiteiten van de RAV gericht op het voortbouwen op deze ontwikkelingen. De versterking van de samenwerking in de acute keten blijft een punt van voortdurende aandacht. Zo levert Hecht RAV Hollands Midden een bijdrage aan het realiseren van de doelen van het Integraal Zorg Akkoord (IZA). Aan gemeenten wordt geen financiële bijdrage gevraagd voor de ambulancezorg, deze dienstverlening wordt gefinancierd vanuit de zorgverzekeringswet.

Coronabestrijding. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze de coronabestrijdingsactiviteiten gepositioneerd worden. De richtlijnen van het ministerie van VWS zijn hierin leidend.

Grondbank RZG Zuidplas

De Grondbank heeft thans circa 300 ha aan grond en opstallen in eigendom. Deze zijn voor het overgrote deel gelegen binnen de gemeente Zuidplas. De gemeente Gouda neemt voor 6% deel in de Grondbank. In 2021 is een koopovereenkomst gesloten tussen de Grondbank en de gemeente Zuidplas, strekkende tot de overdracht van haar bezit aan Zuidplas voor de ontwikkeling van het vijfde dorp, waarmee de grondbank per 31-12-2024 zou worden opgeheven. Sindsdien zijn de economische omstandigheden echter sterk gewijzigd, hetgeen een ongunstig effect heeft op de grondexploitatie van het plangebied. Belangrijke parameters voor de grondexploitatie, zoals de rente- en bouwkostenontwikkeling, zorgen voor een aanzienlijke verslechtering van het exploitatiesaldo. Deze situatie was niet voorzien. De gemeente Zuidplas acht het daarom niet verantwoord om het bezit van de Grondbank in 2024 over te nemen. Dat maakt dat Zuidplas niet zonder meer invulling kan en wil geven aan de op haar rustende afnameverplichting en een beroep doet op de uit de koopovereenkomst voortvloeiende ontbindingsmogelijkheid van de koopovereenkomst.

De financiële consequenties voor de Grondbank en in het verlengde daarvan voor haar deelnemers zijn op voorhand niet te bepalen. Daarvoor is nadere studie nodig.

Waar tot op heden nog gekoerst werd op de volledige overname van de Grondbank uiterlijk op 1 januari 2025, blijkt dit nu niet haalbaar. Deze datum is relevant omdat de Grondbank een looptijd kent tot 1 januari 2025, dan houdt de Grondbank van rechtswege op te bestaan. Er zal dus een oplossing moeten komen voor de situatie na 2025. Daarvoor worden in de loop van 2024 verschillende scenario’s verkend en aan de verschillende leden van de Grondbank ter besluitvorming voorgelegd.

De gemeente Zuidplas werkt een voorstel uit dat ziet op de overname van een deel van het plangebied voor een gefaseerde ontwikkeling. Dit laat onverlet de ambitie en doelstelling om het totale gebied te ontwikkelen zoals in het masterplan is opgenomen. In de loop van 2024 zal de Grondbank zich beraden en een standpunt innemen ten aanzien van de door de gemeente Zuidplas voorgestane gefaseerde overname van de gronden van de Grondbank en daarmee de looptijd van de Grondbank bepalen.

De gemeente Gouda blijft zich vanuit haar rol als deelnemer aan de Grondbank inzetten voor een minimaal kostenneutrale afsluiting van de Grondbank, met inachtneming van de ambities uit het masterplan. Bij de verkenning van de verschillende scenario’s voor de periode na 1 januari 2025 zal Gouda hier proactief op sturen.

Veiligheidsregio Hollands Midden

De voorbereidingen voor het nieuwe Regionaal Beleidsplan 2024-2027 zijn in volle gang. Ontwikkelingen in de samenleving en het wettelijk stelsel maken dat de opgaven van de veiligheidsregio veranderen en complexer worden. De huidige organisatie is echter slechts beperkt in staat om structureel invulling te geven aan nieuwe opgaven en vragen daarom om extra structurele investeringen. Met de financiële kaders die als uitgangspunt zijn opgenomen in deze ontwerp-Programmabegroting 2024 zijn er geen extra financiële middelen beschikbaar voor de nieuwe ontwikkelingen die op grond van het nieuwe regionaal beleidsplan 2024-2027 noodzakelijk worden geacht. De discussie daarover wil het bestuur van de veiligheidsregio voeren tegelijk met de discussie en besluitvorming over het nieuwe Regionaal Beleidsplan 2024-2027 in het najaar van 2023. Hierbij worden ook de bestuurlijke afspraken over de financiering van de veiligheidsregio (onder andere Cebeon-norm en meerjarig budgetplafond) opnieuw beoordeeld.

Vier opgaven waarop de veiligheidsregio moet worden versterkt in de komende jaren:

Opgave 1 - Wij staan voor onze rol als deskundig partner en adviseur in (fysieke) veiligheid.

  • Advisering. Onze advisering is kwalitatief op orde en gebaseerd op actuele kennis en inzichten van nieuwe risicotypen.

  • Risicogericht. Het geven van adviezen en het houden van toezicht daar waar wij de grootste impact kunnen maken.

  • Netwerk. We hebben afspraken met ons professioneel netwerk van partners (conform partnerprofielen) en breiden dit netwerk verder uit.

  • Zelf- en samenredzaamheid. We stimuleren het veiligheidsbewustzijn en vergroten het handelingsperspectief van burgers.

Opgave 2 - Wij bouwen verder aan een moderne en daadkrachtige hulpverlenings- en crisisorganisatie.

  • Inrichting crisisorganisatie. Onze hulpverlenings- en crisisorganisatie is ingericht en toegerust om ook nieuwe risico’s en incident- en crisistypen het hoofd te kunnen bieden.

  • Informatiegestuurde veiligheid. Onze hulpverlenings- en crisisorganisatie heeft de beschikking over relevante en actuele informatie om haar werk goed te kunnen doen.

  • Vakbekwaamheid. Onze hulpverlenings- en crisisorganisatie heeft de beschikking over aantoonbaar vakbekwame professionals.

  • Maatschappelijke betrokkenheid. Onze hulpverlenings- en crisisorganisatie benut de betrokkenheid en (samen)redzaamheid van burgers.

Opgave 3 - Wij tonen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid.

  • Duurzaamheid. Wij werken aan een duurzame organisatie.

  • Gezondheid. We zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving.

  • Divers, inclusief, gelijkwaardig. We willen een afspiegeling van de samenleving zijn: divers, inclusief en gelijkwaardig.

Opgave 4 - Wij werken aan een wendbare organisatie en omarmen nieuwe werkwijzen.

  • Cultuur en leiderschap. Onze cultuur en leiderschap is ingesteld op veranderende en complexere opgaven.

  • Werkwijzen. Onze werkwijzen passen bij veranderende en complexere opgaven.

  • Solide organisatie. Onze organisatie is ingericht op veranderende en complexere opgaven.

De doelen in het nieuwe beleidsplan worden nader uitgewerkt en geconcretiseerd in het jaarplan 2024. In het jaarplan wordt aangegeven welke activiteiten worden gedaan om de doelen te realiseren. Het jaarplan 2024 wordt in december 2023 vastgesteld.

Voor het opstellen van de ontwerp-Programmabegroting 2024 zijn de volgende financiële kaders toegepast:

De Financiële kaderstelling gemeenschappelijke regelingen Hollands-Midden begrotingen 2024.

Jaarlijks opgesteld door de werkgroep financiële kaderstelling gemeenschappelijke regelingen. De toegekende prijsindexatie voor 2024 bedraagt 6,4% voor beloning werknemers en 9,0% voor netto materieel. Voor de VRHM betekent dit een (gewogen) indexering van de gemeentelijke bijdragen van 7,32% t.o.v. 2023.

De nieuwe verdeling van het gemeentefonds per 1 januari 2023.

Per 1 januari 2023 is een nieuwe verdeling van het gemeentefonds afgesproken. Dit heeft gevolgen voor de onderlinge verhouding van de bijdragen per gemeente aan de veiligheidsregio. Hierbij zijn er nadeel- en voordeelgemeenten. Voor het totale budget van de veiligheidsregio heeft dit geen gevolgen. De bestuurlijke afspraak is dat middels een nieuwe verdeling in het gemeentefonds (a.g.v. groot onderhoud gemeentefonds of herziening verdeelmodel) deze gevolgen worden verwerkt per nieuwe beleidsplanperiode. Dit is in lijn met het besluit voor het aanpassen van de gemeentelijke bijdragen naar aanleiding van de voorgaande herverdeling van het gemeentefonds (aanpassing per beleidsplanperiode 2019).

Het is noodzakelijk om, in verband met onvermijdelijke uitgaven, de gemeentelijke bijdragen te verhogen zodat het budget van de veiligheidsregio met € 2.5 miljoen toeneemt.

Dit zijn extra financiële middelen die nodig zijn om de huidige taken van de veiligheidsregio te kunnen blijven uitvoeren. Op de eerste plaats uitgaven die reeds worden gedaan (op grond van een bestuursbesluit), maar waarvoor de dekking nog niet structureel geregeld is. Op de tweede plaats kosten die betrekking hebben op nieuwe regelgeving, waaraan ook de veiligheidsregio moet voldoen. Beide kwalificeren zich als autonoom en onvermijdelijk.

Het gaat hierbij dus allereerst om het materialiseren van al eerder benoemde risico’s (nieuwe meldkamer, meer opleidingen brandweervrijwilligers) en eerder genomen besluiten (waterwagens / bluswatervoorziening) waarvoor nu een structurele verhoging van de gemeentelijke bijdragen noodzakelijk is, alsmede onontkoombare kosten bij eigendomsverkrijging van brandweerkazernes en informatieveiligheid. Verder gaat het hierbij om nieuwe structurele kosten als gevolg van nieuwe of gewijzigde regelgeving (rechtmatigheidsverantwoording, verduurzaming, taakdifferentiatie), branchestandaarden/-normeringen (formatie 24-uursdienst brandweer, beheer/onderhoud brandweerkazernes) of landelijke afspraken (informatieveiligheid SOC[1]/CERT[2]) De veiligheidsregio is gehouden hieraan te voldoen. Door de uitloop van de vervangingsinvesteringen voor veel brandweermaterieel, was er in het afgelopen jaar een (incidentele) onderuitputting van de kapitaalslasten beschikbaar. Door de noodzakelijke vervanging van veel brandweermaterieel is deze onderuitputting niet meer beschikbaar als budget voor de genoemde onvermijdelijke uitgaven. Bovenstaande onvermijdelijke uitgaven worden nader toegelicht bij de betreffende programmataak.

Geleidelijke opbouwende structurele toevoeging in de jaren 2023-2026 aan de rijksbijdrage Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR).

Op 26 augustus 2022 zijn tussen het Rijk en het Veiligheidsberaad bestuurlijke afspraken gemaakt over versterking van de bovenregionale en landelijke crisisbeheersing. Het rijk heeft hiervoor ook extra financiële middelen beschikbaar gesteld die bestemd zijn voor de versterking van de (toekomstige) crisisbeheersing, de informatiepositie en het inrichten van KCR2[3].

De rijksbijdrage BDuR wordt structureel verhoogd met € 1,4 miljoen in 2023 en deze verhoging loopt op tot € 2,5 miljoen in 2026. Het Rijk geeft hiermee een belangrijke impuls aan het toekomstgericht verder professionaliseren van de crisisbeheersing en het versterken van de informatiepositie van de veiligheidsregio. Hiervoor is een hogere gemeentelijke bijdrage dus niet nodig. Het Rijk geeft hierbij wel aan dat de verhoging van de BDuR nadrukkelijk niet bedoeld is voor het verlagen van de gemeentelijke bijdragen aan de veiligheidsregio en/of het financieren van andere taken van de veiligheidsregio (brandweerzorg).

Bovenstaande financiële kaders leiden tot de volgende bijdragen voor 2024:

Bron financiering in 2024 van de Veiligheidsregio Hollands Midden

Gemeentelijke bijdragen van 18 gemeenten

€ 60.028.216

(86,4%)

Rijksbijdrage (Brede Doeluitkering Rampenbestrijding, BDuR)

€ 6.742.577

(9,7%)

Extra Rijksbijdrage 2024

€ 1.743.641

(2,5%)

Overige baten

€ 1.000.000

(1.4%)

Totaal

€ 69.514.434

(100%)

Veiligheidsregio Hollands Midden wordt als gemeenschappelijke regeling met name gefinancierd door de deelnemende gemeenten (€ 60.0 mln., € 73,13 per inwoner). Daarnaast levert het Rijk door middel van rijksbijdragen (€ 8,5 mln.) een financiële bijdrage. De rijksbijdrage is een specifieke uitkering die door het Ministerie van JenV rechtstreeks aan de veiligheidsregio’s wordt uitgekeerd. De regio’s ontvangen een bedrag (lumpsum) voor een aanvulling in de bekostiging van de taken op de beleidsterreinen en een extra bedrag bestemd voor de versterking van de (toekomstige) crisisbeheersing, de informatiepositie en het inrichten van KCR2.

Cebeon-norm

De Veiligheidsregio Hollands Midden maakt voor het vaststellen van de gemeentelijke bijdragen gebruik van de objectieve budgetten die gemeenten gehonoreerd krijgen in het gemeentefonds voor het clusteronderdeel Brandweer en Rampenbestrijding (B&R). Het absolute niveau van het objectieve niveau wordt, met een correctie voor gemeentelijke rampenbestrijding, binnen de VRHM de ‘Cebeon-norm’ genoemd. Jaarlijks verzoekt de VRHM Cebeon (Centrum Beleidsadviserend Onderzoek) een berekening te maken van de regionale verdeelsleutel op basis van de septembercirculaires.

Uit de vergelijking met de Cebeon-norm blijkt dat de bijdrage in 2024 van alle gemeenten ruimschoots, € 6,5 mln., onder de afgesproken Cebeon-norm blijft.

[1] Security Operations Center

[2] Computer Emergency Response Team

[3]KCR2 (Knooppunt Coördinatie Regio’s en Rijk) is straks het samenwerkingsplatform dat Veiligheidsregio’s, rijkspartners en betrokken crisispartners structureel ondersteunt en versterkt op het vlak van informatiemanagement en coördinatie, in het bijzonder bij incidenten met een bovenregionaal en landelijk karakter.

Belastingsamenwerking Gouwe Rijnland

Algemeen

De gemeente Gouda neemt vanaf de oprichting sinds 1 januari 2011 deel in de gemeenschappelijke regeling BSGR. De BSGR verzorgt namens de gemeente de uitvoering van de Wet WOZ en de heffing en inning van gemeentelijke belastingen.

Deelnemersbijdrage

De deelnemers betalen een jaarlijkse bijdrage (deelnemersbijdrage) op basis van de vastgestelde verdeelsleutels zoals aantal objecten, aantal aanslagen en aantal heffingen. De bijdrage voor 2024 is geïndexeerd ten opzichte van 2023. Het percentage is bepaald door de indexatie voor lonen en prijzen op basis van de verwachting prijsoverheidsconsumptie van het CPB in de septembercirculaire. De berekende deelnemersbijdrage is een voorschot. Na afloop van het jaar vindt een afrekening plaats gebaseerd op de doorrekening van de werkelijke cijfers in het kostprijscalculatiemodel (het werkelijk aantal aanslagen, aanslagregels, getaxeerde objecten).

Ontwikkelingen 2024

Als gevolg van externe factoren zullen de kosten voor de uitvoering van de belastingheffing en de waardebepaling nog steeds stijgen. Dit in tegenstelling tot de verwachting dat digitalisering en basisregistraties zouden leiden tot meer efficiency en lagere kosten. Het ontbreken van geautomatiseerde terugmeld voorzieningen in meerdere basisregistraties leidt tot meer handwerk en hogere personeelskosten. Ook de zeer hoge eisen die gesteld worden aan beveiliging en privacy binnen de digitalisering is een extra kostenverhogende factor.

Opschaling van het aantal deelnemers aan de BSGR kan kostenvoordelen bieden en kan ook voorzien in de steeds hogere eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de medewerkers. Informatiebeveiliging en privacy bijvoorbeeld vragen om speciale kennis en expertise. Daar tegenover staat de toenemende vergrijzing en het schaarser worden van kennis van lokale belastingen waardoor de mogelijkheden van schaalvergroting onderzocht moeten worden, maar ook de samenwerking tussen belastingorganisaties.

De kosten voor bezwaarafhandeling nemen nog steeds toe als gevolg van de grote hoeveelheid bezwaren die worden ingediend door no cure, no pay-bureaus. Op landelijk niveau is hier aandacht voor gevraagd bij de staatssecretaris. De staatssecretaris is voornemens hier actie op te ondernemen, maar of dat voor 2024 al tot lagere proceskosten gaat leiden is de vraag.

Bovenstaande ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de kostenontwikkeling, maar ook het voor het dienstverleningsniveau naar inwoners en bedrijven.